'Een ideetje voor een luie zondagmiddag', dacht ik toen deze krabbels vanochtend verschenen. 'Bestaan die dan nog?' vroeg ik mezelf direct daarna af. Vroeger, toen ik een puber was, was de zondag de meest saaie dag die ik me kon voorstellen. Ouders uitgeteld en lui op de bank en geen enkele winkel open... Dat laatste was voor ons duidelijk te voelen. Tegenover de flat waar wij woonden was een winkelcentrum en wij keken uit op het enorme parkeerterrein dat erbij hoorde. Op zondag stond daar geen enkele auto. Het was volkomen leeg. Net zo leeg als ik me soms voelde op die dagen. Al jaren heb ik geen saaie, lege zondagmiddagen meer. Helaas, zeg ik nu. We zijn in staat om iedere minuut van de dag te doen wat we willen doen of wat we vinden dat we moeten doen. Ik ben daar heel erg goed in, al zeg ik het zelf. Een echte kanjer! Dit werkje (zo'n slinger maken dus) zou voor mij weleens uitermate goed kunnen zijn. Met heel veel woorden en quotes rondom relaxen, tijd voor jezelf ('omdat je het waard bent...' bluh!) etc. Ik denk er nog even over na, maar wie weet... vanmiddag... O nee, dan moet ik de boodschappen doen!
Vroeger woonden wij in Limburg, het diepe zuiden. Het katholieke zuiden. Pa reed met veel
plezier rond door zijn geliefde vaderland. In een Renaultje 4 met ons allemaal erbij.
Dat zag er ongeveer uit zoals op het plaatje hierboven. Voorin Pa (altijd met
hoed) en Ma en wij kinderen opgepropt op de achterbank en op het door Pa zelf
in elkaar geknutselde bankje in de achterbak.
In Limburg wemelt het van de kleine kapelletjes. Gewoon
langs de weg, op een kruispunt vaak onder een oeroude boom. Ik zag ze als
spannende speelhuisjes en wilde overal naar binnen. Maar we konden er nooit in. Ik
kon wel naar binnen kijken, want vaak zat er een hek op de plaats van de deur.
Wat was er dan zoal te zien? Een altaartje met een
heiligenbeeld. Meestal Maria, gekleed in een prachtig blauw gewaad, de handen
devoot gevouwen, de ogen gesloten. Op het altaar of ernaast vazen met
verdroogde boeketten. Wat houten stoelen en verder veel stof en naar binnen
gewaaide takjes en bladeren. Soms brandde er een kaarsje. Dat èn de stoelen gaf
mij de overtuiging dat het hek toch wel eens open ging, maar ik heb het nooit meegemaakt.
Vandaag ontstond er in dit boek zomaar opeens een
kapelletje, een bloemenkapel. Een Maria
die hier guitig naar buiten kijkt en naar mij knipoogt. Niet al te devoot dus. Het hek staat wagenwijd
open. Wil zij me uitnodigen om binnen te
komen of wil zij eigenlijk juist naar buiten, even lekker rondrennen door het
weiland? Wie zal het zeggen? Maar hoe dan ook, Maria, bedankt voor die mooie
herinnering aan lang geleden.
Deze zin zoemde door mijn hoofd toen ik vanochtend zat te schilderen. Het lukte me maar niet. Waarom niet? Wat gebeurde er? Ik wilde alleen
maar iets moois maken… Maar wacht even…
Dat was het dus!
Voor mij is er niets meer verlammend dan iets ‘MOOIS’ te willen maken of nog
erger 'ECHTE KUNST'. Blijkbaar gaan dan de deuren van mijn hart
dicht, verkrampen mijn handen en
zit ik binnen de kortst mogelijke tijd vast. Hartstikke vast. Verkrampte
schouders, verkrampte kaken, moe,
hoofdpijn en een ‘ik kan het niet meer’-gevoel.
Het liefst ga ik dan de hele dag door. Er moet toch echt iets ‘MOOIS’ gemaakt worden! ’s Avonds, eindelijk, realiseer ik me dat het
zo helemaal niet leuk vind.
Gek proces , hè? Ik
weet namelijk dat ik best wel eens iets moois maak en dat ik het dus echt wel kan.
Het zit hem in dat woord ‘MOOIS’, nee, meer in de beelden
die het oproept. En dat terwijl ik meestal helemaal niet voor ogen heb wat ik
precies wil gaan maken. Maar zodra ik heb gezegd tegen mezelf dat het mooi moet
zijn houdt het helemaal op voor mij.
Anders is het als ik alleen maar bedenk dat ik iets ‘KLEURIGS’
of ‘GLANZENDS ‘ wil maken. Dat is alleen
maar een omschrijving. Dat is geen oordeel!
O, dus dáár zit het in! In het oordelende te vroeg inzetten.
Namelijk nog voordat er iets op papier staat of als ik er nog helemaal in het
maken zit. Ik weet dat je ver weg moet blijven van beoordelen als je aan het maken bent. Dat is iets dat in een hele andere fase van het creatieve proces thuishoort.
Ja, ik weet het eigenlijk wel. Jarenlang zat ik vast, kon ik
niet aan de slag komen met tekenen en schilderen. Pas toen ik kon loslaten dat
het iets moest worden, iets moois, gebeurde er wat in mij.
Sindsdien kan
ik bijna altijd gewoon lekker aan de slag gaan. Genieten van de kleuren, van
het bezig zijn, van de lijnen die op het papier verschijnen, van het krassen
van de pen, zonder me al te veel zorgen te maken over wat het moet worden. Ik
kan het vaak gewoon laten gebeuren.
Als ik die openheid
heb kan de Muze me bereiken, me zinnetjes influisteren als: ‘Doe daar wat
roze!’, ‘Maak iets van dat snoeppapiertje!’of ‘Dit is een verhaaltje!’en ‘He,
dat lijkt wel een paard!’
Maar soms, vooral als ik iets wil publiceren in een post,
een expositie nadert of een ander moment dat de kunst echt ‘serieus’ dreigt te
worden, dan vliegt het presteren, het ‘MOOIS’ maken, me naar de keel en berooft
me van alles wat de kunst en het bezig zijn met de kunst me normaal gesproken
biedt. Namelijk het gevoel van totale vrijheid, van ultieme vreugde, van het
‘dit is waar ik voor geboren ben’- gevoel.
En toen dat vanochtend weer dreigde te gebeuren, vloog die
mooie zin mijn hoofd binnen: ‘Mensch, durf te tekenen als een kind!’ En toen lukte het allemaal weer!
NB Er was ooit, in een diep en grijs verleden, een liedje dat ‘Mensch, durf te leven’ heette.
Later is dit prachtige nummer ook nog door Ramses Shaffy en anderen uitgebracht.